Het meisje met het hengeltje keek naar het bord in de Genkse vijver.
‘Vissen niet toegelaten.’ las ze.
Daar stak een vis zijn kop boven water.
‘Jij mag hier niet zijn,’ riep het meisje op het bord wijzend.’
‘Klets,’ bitste de vis, ‘daar staat dat mensen hier niet mogen vissen.’
‘Nietes,’ repliceerde het meisje, ‘vissen is een zelfstandig naamwoord, zegt juf.’
‘Onzin,’ blubde de vis, ‘vissen is een werkwoord. Ik vis, jij vist, enzovoort.’
Het meisje liep zwijgend weg. Zo ver ging haar leerboekje nog niet.
”Heb ik jou daar even mooi beet,’ schreeuwde de vis venijnig en dook onder.