Angstig, het dekbed tot onder haar kin, lag ze in het halfduister, haar ogen wijd opengesperd, haar oren gespitst. Er was iets. Niet de storm die het huis flink te pakken nam. Niet de licht deinende plekken op het behang. Wat dan? Haar wekkertje wees half twaalf. Waar bleef Henri toch? Meestal was hij al terug om deze tijd. Zou er iets geb… ze huiverde.
Ze ontmoetten elkaar via een krantenadvertentie. Het eerste afspraakje van haar leven. Ze was nerveus, maar het werd een fijne avond. Henri was zó charmant.
Al snel trok hij bij haar in. Was er liefde? Dat wist ze niet goed. Maar eindelijk was er iemand samen met haar in dat grote huis. Wel had Henri nijdige trekjes, vooral als hij dingen van haar wilde die ze niet begreep, niet kon toestaan. Dan werd hij woedend, scherp, beledigend en verdween naar de logeerkamer. De volgende dag was meestal alles weer normaal.
Op een dag werd Henri lid van een biljartclub. Ze gunde het hem.
Het was buiten, ze wist het zeker. Zacht opende ze het raam. Twee gestalten, giechelend, kersenboom. Alarmbellen in haar hoofd: Henri? Met wie? En wat….?
Snel trok ze leren slofjes over haar sokken… vloog de trap af.
Bij de derde trede raakte ze iets hards en bolderde lawaaierig onderuit. Onder aan de trap stopte haar gil abrupt met een harde klap. Bloed stroomde over de onderste treden
Een schim. Hij knielde bij het lijk, pakte de slofjes, raapte drie biljartballen op en propte alles, ook zijn handschoenen, in een plastic zak die hij begroef, diep onder de regenton. Daarna liep hij naar de Kersenboom.
‘Nu ben ik van jou’, fluisterde hij.
Ze antwoordde met een kus.
Fragmenten uit het politierapport;
…op sokken uitgegleden over de traptreden.
…aldus sprake van een noodlottig ongeval.