De poort was groot en doorzichtig. Botman merkte verbaasd dat hij er zonder moeite doorheen kon kijken. Het vreemde was alleen: wat hij zag herkende hij niet, kon hij geen woorden geven.
Hij de man, die altijd alles in de hand had gehouden en die op alle vragen antwoord had, wist bij het eerste en beste wat hij hier tegenkwam niet hoe hij het moest benoemen.
Aan de andere kant van de poort wenkte hem nu een man in een wit gewaad. Komt u maar, loopt u maar rechtdoor. Botman aarzelde. Moest die deur niet open dan? Nou goed dan. Hij deed een stap vooruit en voor hij het wist stond hij in een grote open ruimte van licht en… ja van wat?
De man in het wit nam hem mee naar een soort kamer. ‘Dezeruimte heet eerlijkheid.’ sprak hij zacht. Ik laat u nu even alleen.
‘Maar wat,waarom? stamelde Botman. Maar de man was verdwenen. Plotseling hij voelde beelden door zijn wezen flitsten. Herkenbare beelden van hemzelf als jengelend kind, jonge employee op het grote kantoor, strenge vader en echtgenoot, gearriveerde en gewiekste zakenman, mopperende opa. Afschuwelijk, schoot het door hem heen. Ben ik dat? Ja, dacht hij, ik ben het werkelijk.
Daar was de man in het wit weer. Ze liepen verder. De man sprak: ‘Hier is de kamer der herkenning. Hier ziet u de opdracht van uw leven. En tegelijkertijd ziet u in hoeverre u in deze opdracht geslaagd bent.
Op hetzelfde moment was hij verdwenen. Botman voelde de opdracht in een flits: leven in het besef dat de ene mens niet boven de andere staat. Hij voelde een duizeling waarin opdracht en realiteit met elkaar werden vergeleken. Toen was het voorbij.
‘Goed’, zei de man in het wit. ‘U weet nu.’ Dat is van belang. Zie, we zijn terug in de kamer der eerlijkheid. Het woord is nu aan u. ‘Maar wordt er dan niet over mij geoordeeld?’ vroeg Botman verbaasd. ‘Nee’, sprak de man, ‘het oordeel is aan u. Wij zijn er van overtuigd dat u de juiste conclusies zult trekken.’
‘Goed dan, zuchtte Botman. ‘Ik ben hautain tegen mijn kinderen geweest. Ik heb ze behandeld als onmondige dieren, net als veel van mijn personeel. En ik heb mijn vrouw talloze keren bedrogen met mijn secretaresse. Uiteindelijk zijn we gescheiden. Ik heb wel vrienden gehad, niet veel, maar toch een paar.
‘Echte vrienden?,’, informeerde de man in het wit vriendelijk.
‘Eigenlijk niet,’ mompelde Botman. ‘Ik voelde me boven hen staan en ik heb ze bedrogen, maar zij hebben mij ook bedrogen en uiteindelijk verlaten.
‘Het gaat om u, mijnheer Botman, nietom de anderen.’ corrigeerde de man. ‘ja ja, ‘ zei Botman kleintjes, ik geloof niet dat ik er veel van terecht gebracht heb.
‘Conclusie?’ De stem van de man leek van verre te komen.
‘Het kan veel beter.’ stamelde Botman toonloos.
De man in het wit legde een arm op zijn schouder en samen liepen ze de kamer uit.
Veel later stonden ze in de vertrekhal. De man in het wit gaf hem de hand.
‘U gaat een nieuw leven tegemoet,’ zei hij, als kind in Peru. U zult uw leven slijten als , schoonmaker. En uw opdracht is onveranderlijk: ten diepste begrijpen dat de ene mens niet boven de ander staat. Ik wens u veel succes en zie u later hier weer terug.
Botman, die inmiddels was getransformeerd tot een nietig kinderzieltje, knikte. Hij schudde de hem toegestoken hand en stapte voor de tweede maal door de poort. Daarop nam de engel der vergetelheid hem in zijn brede vleugels en samen vlogen zij naar de aarde.