September 1558. Monasterio de Yuste lag te blakeren in de zon. Achter de dik bebladerde bomen kronkelde de kleine rivier zich als een slotgracht om het kasteel. De stilte werd slechts onderbroken door het kwinkeleren van de vogels die zich te goed deden aan de kruimels die uit het keukenraam werden geworpen.
Karel zat in een makkelijke stoel en voelde met een pijnlijke grimas aan zijn mond. De voormalige keizer van het heilige roomse rijk, heeft pijn aan zijn kaak, dacht hij wrang, een erfelijke aandoening. En niemand kan mij helpen.
Zijn hengel hing over de rand van het balkon maar hij keek er nauwelijks naar. Hij dacht na over de vraag die hem zojuist gesteld was: ‘hield u van uw moeder, papa?’
Hij keek zijn zoon met nauw verholen bewondering aan. Juan was voor zijn 11 jaren goed ontwikkeld. Hij zag het strijdvuur in zijn ogen en ondanks het feit dat de jongen een bastaard was herkende hij bij hem veel van zijn vroegere zelf. Hij zuchtte diep.
“Vertelt u nog eens van uw moeder, papa. U vertelt er altijd zo boeiend over,” fleemde de jongen. Karel, die op deze manier een prachtige kans kreeg de moeilijk te beantwoorden vraag te vermijden, knikte en vroeg: ‘weet je nog wat ik de vorige keer heb verteld?’
‘Dat uw moeder de dochter van het eerste koningspaar van Spanje was: Isabella en Ferdinand van Aragon. En dat ze trouwde met Filips van Bourgondië, die ze ook wel de schone noemden. Maar die werd maar 28 omdat ie toen dood ging.
Karel glimlachte om deze waarheid als een koe. ‘En verder?’
‘Nou, toen kreeg uw moeder zoveel verdriet dat ze heel erg ehh… en dat ze daarom uw vader niet wilde begraven. Dat was het, gaat u nu verder?’
‘Welnu’, zei’ Karel, Zij liet hem uiteraard wel balsemen maar ze weigerde inderdaad een begrafenis. Ze liet de kist op haar slaapkamer plaatsen en men zegt dat ze hem elke avond even opende om te zien of er niet een klein beetje leven in mijn vader zat. Dat was natuurlijk niet het geval en dan kuste ze hem en sloot de kist weer. Ze nam hem ook mee op haar reizen en liet dan in kloosters de mis voor hem opdragen. Het gebeurde regelmatig dat ze daarbij de nonnen liet wegsturen omdat mijn vader er tijdens zijn leven nogal wat vriendinnetjes op na had gehouden. Ze zal gedacht hebben: je weet maar nooit als hij plotseling wakker wordt.’ Even vertoonde het gezicht van Karel een ingehouden grimlachje.
‘Dus uw vader is nooit begraven?’ vroeg Juan terwijl hij diep ademhaalde. ‘Jawel, jawel,’ antwoordde Karel, ‘maar dat gebeurde pas toen de Cortes (het parlement) haar in 1509 krankzinnig liet verklaren. Daarna werd ze opgesloten in een kasteel in Tordesillas. En daar is ze drie jaar geleden gestorven.’
‘Maar, heeft ze dan meer dan 45 jaar opgesloten gezeten?’ vroeg Juan ongelovig.
‘Ja, jongen, zo is dat,’ zei Karel vermoeid en strekte zijn pijnlijke ledematen.
‘Maar wat deed ze dan de hele dag?’, drong Juan aan.
‘Ach, wat doet een waanzinnige de hele dag,’ mompelde Karel, ‘een beetje pianospelen, ik weet het niet, ik zag haar haast nooit. Het is beter voor haar dat ze nu dood is.’
‘Vader, Juans stem drong tot diep in zijn pijnlijke botten door, ‘hield u van uw moeder?’
Karel zweeg en maakte een vaag handgebaar. Daarna stond hij op en verdween in zijn kamer. Juan bleef achter met een peinzende blik in zijn ogen.
Drie weken later liep hij achter de baar. Zijn vader zou het antwoord nooit meer kunnen geven.
Verhaal @ Plato 2007
Bronnen: diverse pagina’s van Wikipedia
Geocities / K. Couprie