Tien mensen stonden op een wat wrakkig overzetveer dat hen naar de andere kant van de brede rivier zou brengen.
De veerman zei: ‘mensen. De overtocht kost een euro. Maar degene met het meest aansprekende geloof, mag gratis naar de overkant. Ik geef een voorbeeld:
Ik geloof in het water. Want als er iets is waar mensen niet buiten kunnen dan is het wel water. Water is het leven zelf.’
Even keek hij de kring rond.
‘Zo,’ hervatte hij: ‘nu jullie.’
- Ik geloof in mijn dorpje, zei de jonge bebrilde Annemarie. Wij zijn daar zo gelukkig met zijn vieren.
- Ik geloof in de kracht van de praktijk, zei de ervaringsdeskundige. Als ik al die theoretici hoor, word ik wel eens droevig. Maar ik ken het echte leven.
- Ik geloof in mijn kind, zei de jonge knappe vrouw. Elke dag luister ik met hem naar het ruisen van de zee. Sinds ik mijn kind heb,ben ik nog nooit zo gelukkig geweest.
- Ik geloof in de techniek, zei de lachende monteur. Want de techniek brengt ons hoger op de ladder der kennis en geeft ons welvaart.
- Ik geloof in God en de kerk, zei de glimlachende vrouw. Want ik heb het licht gezien.
- Ik geloof in mijn handel, zei de zakenvrouw. Want elke euro in de pot, schenkt mij dagelijks veel genot.
- Ik geloof in mijn stadje, zei de schrijver/fotograaf. Want elke dag ontdek ik daar weer nieuwe details. Dat maakt me gelukkig.
- Ik geloof in mijn fiets, zei de oude man. Mijn fiets brengtmij overal en laat mij plekjes zien van onvermoede schoonheid.
- Ik geloof sinds kort in hyves, zei de jonge vrouw strijdlustig. Ik snap er geen hol van maar ik ZAL het onder de knie krijgen.
- Ik geloof in mijn volkstuintje dat ik met een aantal mensen vorm geef, zei de noordelijke vrouw. Ik ben wel eens onzeker maar dat tuintje geef mij kracht.
Het veer was aan de overkant. De mensen verdrongen zich om de veerman en vroegen zich af welk geloof hij die ene Euro waard zou vinden.
‘Jullie geloofsverklaringen zijn allemaal even plausibel,’ zei de veerman. Hieruit kan ik onmogelijk kiezen. Allemaal een Euro betalen alstublieft.’