Het was rustig in het Zaanse café. Aan een tafeltje bij het raam zat een middelbare man zijn norsige geest met koffie schoon te spoelen en aan de bar werden drie oude mannen door de barman vakkundig in de richting van droeve, maar nog net maatschappelijk geaccepteerde, dronkenschap geloodst.
‘December, rotmaand,’ somberde Kees, ‘Geen lol aan. Iedereen maar boompies neerzetten, balletjes ophangen, kaarsjes opsteken. Maar wij niet. Mijn vrouw heeft het zwaar aan haar nieren.’
De anderen knikten begrijpend.
‘Neem er nog maar een,’ riep Jan. Nou kan het nog. Straks met die bezuinigingen is het over.’
Hij nam een forse teug, schoof zijn glaasje naar de barman en vervolgde:
‘voor mij is er ook niet veel vreugde te beleven. Straks ben ik mijn baan kwijt.’
‘Nou nog?’ informeerde Gerrit, ‘je gaat toch in de VUT?’
‘Heeft TNT-post me door de neus geboord,’ wrokte Jan. ‘Ik heb in 1991 te lang onbetaald verlof gehad en dan tellen de jaren niet meer samen. Veertig jaar postbode. En nou ontslag per 1 maart.’
Een tijdje dronken ze dit onrecht zwijgend weg. Toen zei Gerrit:
‘Misschien zit ik hier wel voor het laatst. We kunnen de hypotheek niet meer betalen. Nou, zie je huis tegenwoordig maar eens knap te verkopen. En voor een huurwoning heb ik een wachttijd van acht jaar.’
‘Maar je moet toch wonen, hoe ga je dat oplossen?’
‘Geen idee. Voor het verzorgingshuis zijn we nog te goed en kinderen hebben we niet. Zeg Jeroen, ken ik hier niet komen wonen? Lekker, die jenever zo dicht bij de hand.’
De barman hief zijn linkerarm afwerend op: ‘hou mij er buiten, ik heb al problemen zat.’
Ze dronken nog eens uit. Buiten ronkte het verkeer. Er klonken wat scherpe knallen van te vroeg afgeschoten vuurwerk.
Plotseling keerde Kees zich naar de middelbare man aan het raam.
Zeg, borreltje…? Wij hebben we allemaal onze sores gedeeld. Heb jij ook nog wat in te brengen? Of ben jij volmaakt gelukkig?
De man stond op, zette zijn koffiekopje op de bar en zei:
‘Vanmorgen wankelde ik van mijn nest naar de badkamer en zag in de spiegel toch zo’n akelig verlopen sujet staan dat ik van schrik een gigantische boer liet. En toen zei die vent in de spiegel heel venijnig: ‘zo, PRAAT je weer tegen me?’
Er viel een loden stilte. Toen zei Gerrit.
‘Het is inderdaad maar het beste dat je koffie blijft drinken.’
Een beetje somber verhaal met een morsig einde……maar toch, het is weer knap verteld.