Het moest een grappig gezicht zijn om hem hier zo te kunnen zien zitten, dacht Tuinier terwijl hij een nieuw werkblad op zijn exceldocument aanmaakte. Hij zat op het randje van zijn bed, met voor zich het nachtkastje met de laptop.
Direct daar boven begon het onderste gedeelte van de boekenkast. Links van hem een stapel nog te registreren boeken, rechts een nog veel grotere stapel die al klaar was. Tussen zijn benen door kronkelden het netsnoer van de laptop en de muis.
Eigenlijk is het een nadeel als je zoveel van lezen houdt, bedacht hij. Ik ben begonnen mijn boeken nu eens netjes te rubriceren en vast te leggen zodat ik niet om de haverklap dubbele aanschaf. Maar ik kan geen boek in mijn handen nemen of ik wil gaan lezen. En dan te denken dat er mensen bestaan die NOOIT lezen. Hij zuchtte en sloeg het bestand tussentijds op.
Laatst sprak hij iemand die vertelde dat hij zijn laatste volledige roman in handen had gehad toen hij zeventien was. De 35 jaren daarna had hij slechts krantenkoppen gelezen. Tuinier kon er met zijn verstand niet bij.
Tuinier droeg de stapeltjes die klaar waren, naar de boekenkamer en zette ze terug op de planken. Oh ja, dacht hij, er zijn genoeg mensen die van lezen houden. Maar de meeste pakken voornamelijk boeken die vrij recent zijn verschenen. Boeken die ‘lazen als treinen’ en die niet zelden een (waar gebeurde) emo-achtergrond hadden. Boeken als opflakkerende kaarsjes.
Zijn blik schoof langzaam over de boektitels. Hij las de namen van de auteurs: Aafjes, Achterberg, Alberts, Alletrino, Andreus…. en wat verder: de Genestet, Gerhardt, Gorter, van Groeningen… nog verder: Lennart, van Lennep, van Looij, Lunshof. En zo maar verder.
Wie kent nog hun naam? Wie weet nog wat ze geschreven hebben zonder gebruik te maken van Google? peinsde Tuinier terwijl hij liefdevol de Camera Obscura in de handen nam. Wie las er nog Gijsen, Lampo, Multatuli, Nescio, Potgieter om maar niet te spreken over Bredero en Vondel. Was het meeste werk in feite niet gestorven met de maker?
Er is misschien wel teveel aanbod, dacht Tuinier. Boeken worden tot wegwerpartikelen. Om even gelezen te worden moet je al gepromoot worden door een TV programma. Daarna is de kans niet gering om in de schappen van de Slegte te sterven, ook al ben je nog zo’n kundig schrijver.
Beladen met boeken ging hij terug naar slaapkamer. Juist toen hij zijn nieuwe vooraad voorzichtig wilde neerzetten, struikelde hij gemeen. De boeken vlogen alle kanten op.
Nadat Tuinier overeind was gekrabbeld keek hij eens waarover hij was gevallen: het werk van W.F. Hermans. Jij was bij leven al recalcitrant, dacht hij. Maar waarom moet je er na je dood in MIJN slaapkamer nog mee doorgaan? Omdat ik je hierboven niet genoemd heb?
Daarna keek hij de kamer rond en sprak zacht voor zich heen: ‘hij is er in elk geval weer in geslaagd de literatuur flink te verspreiden.’