Voorgevoel

‘Oh God Miep, ik ga dood, moet je kijken’, piepte Bertus meteen angstig starre blik richting WC pot. ‘Ik hoor je niet, ik sta te zuigen, kom maar even hierheen,’ schreeuwde Miep vanuit de woonkamer terug.
Bertus schoof met zware tred naar de plek waar zijn vrouw nijver stond te zijn. Hij bewonderde haar. Negenenzestig jaar, nog zo vief als een jonge meid en altijd vrolijk. Kon HIJ maar zo zijn. Hij schraapte zijn keel en stamelde: ’t is helemaal rood Miep, nou is het goed mis hoor, ik ga er aan.’ Miep’s lach klaterde boven het stofzuigergeluid uit door de kamer: ‘ach man, houd toch op, jij altijd met je enge verhalen, je mankeert niks. Het zijn gewoon de bietjes,’ stelde ze hem gerust. ‘Maar nou hier effe weg, want ik ben nog niet klaar. Ga maar een lekker kop thee zetten, dan kom ik er zo aan,’ ouwe huilebalk van me.’

‘Toch vertrouw ik het niet,’ zei hij met plotseling iets beslists in zijn stem. ‘Ik heb een raar voorgevoel.’ ‘Bertus, dan moet je naar de dokter gaan’ antwoordde zijn vrouw praktisch. ‘Op deze manier word je ook niet gelukkiger.’
Bertus slaakte een zucht. Ze had gelijk, wist hij. Maar toch! ‘Kunnen we niet eens met zijn tweetjes naar die paragnoste? Ze schijnt erg goed te zijn,’ opperde hij kleintjes. Ze keek hem aan en slikte het zinnetje: joh, dat is toch geld weggooien, wat moet je daar nou mee, weer in. ‘Ach, als ik je daar een plezier mee kan doen,’ zei ze glimlachend. ‘Maak dan maar een afspraak.’

Zie je wel. De paragnoste was zo duidelijk als wat geweest. ‘Ik zie niet direct iets bijzonders,’ had ze gezegd. ‘maar ik zie witte- en zacht paarse vlekken om u heen. Dat kan duiden op een afscheid. Heeft u last van hartkloppingen?’ Nee,’ had hij geschrokken geantwoord. Alhoewel, als hij heel goed voelde.’ Ze lachte. ‘Maar niet teveel koffie, dat is altijd slecht. En flink wandelen. Dat is goed voor.’

‘Wat heeft ze tegen jou gezegd?’ informeerde hij stil. ‘Oh,’ lachte ze. ‘Iets over mijn onverwoestbare humeur en dat ik altijd voor iedereen klaar sta. Hihi en de liefde voor de stofzuiger. Ja, ik geef toe, dat had ze goed. Maar voor de rest. Oh ja, ze vertelde dat ik veel van jou hield, maar dat wisten we natuurlijk al, he, ouwe druktemaker.’ Ze drukte liefdevol haar arm tegen de zijne. ‘En dan nog iets vaag, van een afscheid, maar dat kan ik niet plaatsen hoor.’

De man kromp in elkaar. ‘Zie je wel, zie je wel,’ kreet hij. ‘Een afscheid,’ ik ga dood, ik heb het wel degelijk goed gevoeld. Ja, dat zegt zo’n mens natuurlijk niet rechtstreeks. Oh God, wat moet ik nou.. Weer klonk haar vrolijke lach door de ruimte. ‘Kom nou maar mee, schat, je wordt gewoon zesennegentig. En nou gaan we een lekker bakje thee drinken.’

Aan dit alles moest hij, terwijl hij twee maanden later bitter verloren in die grote holle ruimte stond, zo sterk denken dat het hart hem zwaar en hard in de keel klopte. Wezenloos staarde hij naar dat bleke, naar het scheen bevroren gezicht. Een vreemd soort niet begrijpen, vermengd met het ontoelaatbare gevoel van in de steek gelaten te zijn, doortrok zijn lichaam.

‘Miep,’  fluisterde hij schor. ‘Miep.’

Dan, terwijl de man in het donkere pak hem discreet en begripvol naar de koffiekamer begeleidde, begon hij zachtjes, bijna geluidloos, te snikken. Alsof hij bang was er anderen mee te zullen storen.

Dit bericht werd geplaatst in verhalen fictie. Bookmark de permalink .

Ja, schrijft u maar.....

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s