Koninginnedag 1956

30 april 1956.

‘Kom,’ zegt mijn moeder, ‘we gaan gezellig naar de Dam, ‘het is feest’.
‘Wat voor feest mam,’ zeg ik zeurderig, want ook op mijn 7ben ik al een echte huismus. Mijn moeder weet dat en probeert mij, zoals zij dat altijd uitdrukt, ‘lekker te maken.   ‘Koningin Juliana is jarig,’, roept ze met haar meest enthousiaste stem, ‘er is optocht en er is heel veel leuks te doen in de binnenstad.’.

‘Mag ik dan mijn nieuwe das om,’ vraag ik. Het mag. En omdat van mijn broer, die nog net geen 3 is, nog geen oppositie verwacht mag worden, gaan we even later op de fiets naar de Dam, ik achterop en Piet in het stuurzitje voorop.

Van het hele feest herinner ik me geen snars behalve dan dat ene moment op de Dam waarop mijn moeder zegt dat ik eerst maar even af moet stappen zodat ze mijn broertje uit het zitje kan halen. Ik zie haar staan in haar donkere regenjas met haar pas gepermanente haren en haar guitige, op gezelligheid en ‘reuring gerichte gezicht.
‘We gaan zo eerst even vlaggetjes halen,’ zegt ze monter terwijl ze mijn broertje handig uit het zitje plukt. ‘Vlaggetjes horen bij koninginnedag. Kom op jongens, nu gaan we het beleven.’ En zo gaan we het feestgedruis tegemoet.

Ik voel me prettig. Dat komt omdat ik om mijn zwarte jas aan-  en mijn stoere, bruine riem omgesnoerd heb. Volgens mijn moeder is dat net zo’n riem als de padvinders dragen. Daardoor voel ik mijzelf ook een padvinder. Onder mijn jas draag ik een, door mijn moeder gebreide, grijsrode trui. De das is van dezelfde makelij. Er is ook nog een muts maar die vind ik stom. Hoe koud het ook is, ik houd hem in mijn zak gepropt.

De rest van de dag is ondergedompeld in het grijs van de tijd. En misschien zou deze kleine herinnering daar ook in meegesleurd zijn ware het niet dat er een foto van ons gemaak tis. Wij en die fiets met allebei een vlaggetje vanwege de feestvreugde.

Nu, 52 jaar later, kijk ik naar die foto en besef dat ze er allebei niet meer zijn en dat ik me dat maar zo moeilijk voor kan stellen. Tegelijkertijd zie ik plotseling die wat slappe achterband en denk: wat zal mijn moeder zich rot getrapt moeten hebben om die zware fiets met twee kinderen erop in beweging te houden.

Eigenlijk is die zware fiets een metafoor voor hun hele leven. Want ze hebben het allebei zwaar gehad. Daarom schrijf ik dit stukje met het diepste respect. Voor hen.

 Moeder_wim_en_piet_op_30_april_1956

 

Dit bericht werd geplaatst in Familieverhalen. Bookmark de permalink .

Ja, schrijft u maar.....

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s