Mees 13: Seline

De volgende dag voelde Mees zich stukken beter. Hij besloot om nog zo’n beetje in het nest te blijven lummelen. Andere Mees was een paar minuten geleden voor de tweede keer uitgevlogen om een paar vette kruisspinnen te vangen. Mees, die tot dan toe vrijwel alleen rupsen had gegeten, was er dol op.
Zijn gedachten dwaalden af naar de witte vogels en het zachtgele licht. Wat een rust heerste daar. Hij herinnerde zich het allesoverheersende gevoel van daar te willen blijven… dicht bij Gouden Vogel te willen zijn. Maar toen hij wakker werd en het fijne stemmetje van andere Mees hoorde, was dat gevoel snel weggeëbd.  Andere Mees was een fijne vogel, een echt maatje, wist Mees al na een paar minuten.

Zwoeffff. Andere vogel streek neer op het nest en begon Mees te voeren. Deze keer at hij vier heerlijk gevulde, kriebelige spinnen. Het deed hem goed.
“Hoe heet je eigenlijk”, vroeg andere mees, terwijl ze na het maal in het zonnetje zaten. “Gewoon: Mees”, zei Mees. “Hoe zou ik anders moeten heten”. “Mijn moeder heeft voor haar kinderen verschillende namen verzonnen”, lachte andere mees. “Al mijn broertjes heten Vlerkje. De oudste Vlerkje 1 en zo door tot de jongste die Vlerkje 4 werd genoemd”. “Dus jij heet Vlerkje”, zei Mees, “welk nummer hoort daarbij?” “Nee, gek, ik ben toch geen jongen” repliceerde andere mees, “ik ben één van de drie meisjes en ik heet Seline. Eigenlijk hoort er een 1 achter maar we zijn allemaal uitgevlogen dus nu is het gewoon Seline.”
Mees schaamde zich een beetje dat hij niet meteen gezien had dat Seline een meisje was. Hij was ook zo met zichzelf en zijn pijnlijke lijf bezig geweest. “Seline”, zei hij zacht voor zicht uit,”
“Hihi, het betekent: hemels, of glanzend als de maan”, zei Seline verlegen. Mees vond het mooi bij haar passen, maar om een of andere reden durfde hij dat niet tegen haar te zeggen. “Hier, neem nog een kruisspin, hij ligt er voor”, zei Seline. “En nu ga ik zelf wat bikken”, “nou dag hoor.” En met een sierlijke zweef dook ze over de rand van het nest naar beneden.

Mees doezelde een beetje weg. Zijn buik was dik van het voedsel en hij voelde zich zalig lui. Seline…dacht hij slaperig. Plotseling voelde hij een donkere, koele schaduw over het nest schieten. Hij opende zijn ogen en….schrok hevig. Op een paar meter afstand, op een dikke tak van de beuk, zat Grauw, de kiekendief. Hij keek Mees vals aan en teemde: “oe, wat legge we toch lekker in het sonnetje. Wat legge we toch fijn dik te worre. Oe, wat zijn wij een lekker hapje.”

Mees keek bliksemsnel over de rand van het nest. Hij wist dat hij kwetsbaar was.

 

Dit bericht werd geplaatst in Meesverhalen. Bookmark de permalink .

Ja, schrijft u maar.....

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s