Mees 11: zwarte kat

De zon scheen zo uitbundig dat mees er van binnen helemaal vrolijk van werd. Zojuist had hij flink ontbeten en hij voelde zich sterker dan ook. Toen dacht hij aan het ei. Het ei van het weten.
Wat had de gouden vogel ook weer gezegd? Hij moest op een tak gaan zitten. En dan? O ja, dan moest hij een vraag bedenken. Dan zou het ei antwoord geven. Ja, zo was het. Eigenlijk klonk het heel eenvoudig, dacht Mees. En hij besloot maar meteen de vogel bij de snavel te vatten. Hij keek eens in het rond. Daar bij het pleintje, waar de mensenkinderen altijd spelen, is het me te druk, dacht hij. En daar bij de sloot dan, in de grote wilg? Ja, dat is een goed plekje. En na een sierlijke duikvlucht zette hij zich op een stevige wilgentak, ongeveer twee meter boven het wiegelende water van de brede sloot. Aan de overkant dreven twee wilde eenden en een waterhoen. In de verte blafte een hond. Mees sloot de ogen.

Het ei van het weten. Waar zou dat ergens in hem zitten? Hoe groot zou dat wel niet zijn als alles wat je moest weten daar in zat? Mees zuchtte. Nu nog proberen een vraag te verzinnen. Achter het donker van zijn gesloten ogen probeerde hij te bedenken wat het allerbelangrijkste was.  Dat viel nog niet mee. Hij werd er een beetje soezerig van. Hij zette zich recht op de tak en sprak zichzelf streng toe: blijven denken Mees, zo komen we er niet.

Hoe lang zal hij zo hebben gezeten? Mees wist het niet. Maar plotseling werd hij opgeschrikt door een klagelijk geluidje. Hij opende zijn ogen en keek in het rond. Hij schrok. Daar onder aan de stam van de wilg lag een… een zwarte kat. Zijn eerste impuls was: onmiddellijk wegvliegen maar toen bedacht hij dat hij, hier boven het  water op die dunne tak, veilig genoeg zat. Hij keek naar de kat. Wat een kleintje, dacht hij. Veel kleiner dan de andere katten die hij in de tuin had gezien.  De kat lag in het gras met zijn pootjes opzij. Uit zijn kopje kwam een klagelijk gemieuw.

Mees ging schoof een beetje op zijn tak richting walkant. Daarna ging hij een takje lager zitten. Het gemieuw hield aan. Het maakte hem nieuwsgierig. Zou het katje ziek zijn? Misschien kon het wel niet lopen. Een gevoel van medelijden overviel Mees en hij besloot het er op te wagen. “Hallo”, kleine kat, riep hij zacht, “hallo, waarom lig jij daar zo, ben je ziek misschien?”  Langzaam draaide kleine kat zijn kopje in de richting van Mees, stond moeizaam op en zei zacht: “oh, meneer vogel,  “help mij toch, mijn moeder heeft me verlaten en ik heb honger”. “Maar hoe kan ik je helpen”, vroeg Mees en keek bedenkelijk want het was toch een hachelijk avontuur, praten met een kat, al was het dan een kleintje.
“Kunt u iets lager komen zitten, ik kan niet zo hard praten,” fluisterde kleine kat, “ik ben te zeer verzwakt”.
Plotseling klonk uit de bovenste takken van de wilg een schril gepiep: “doe het niet, doe het niet”. Mees keek even naar boven. Hij zag niets. Misschien de wind, dacht hij en vloog één takje lager zodat hij nu een halve meter boven kleine kat zat. Als deze al kon springen, zo hoog dan toch zeker niet, dacht hij. “Lieve vogel”, fluisterde kleine kat, “wat ontzettend fijn dat je bent gekomen…”. Dan sperde hij ineens de ogen wijd open en krijste: “ja…NU”
Plotseling zag Mees achter zich een enorme zwarte schaduw die als een regenwolk over hem heen viel. Terwijl hij wild van schrik probeerde op te stijgen, voelde hij een ijselijk scherpe pijn in zijn linkervleugel. Toen werd het hem zwart voor de ogen.

Dit bericht werd geplaatst in Meesverhalen. Bookmark de permalink .

Een reactie op Mees 11: zwarte kat

  1. Rebelse Huisvrouw zegt:

    He…. Wat zielig. Een grimmig sprookje en toch weer bijzonder mooi.

Ja, schrijft u maar.....

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s