Mees 7: herinnering

Het was een warme, zonnige dag. Mees zat met zijn broers en zusters in de bloeiende Jasmijn en keek naar een Atalantavlinder die, ongedurig wapperend met zijn vleugels, om de roze Lavatera cirkelde.
Mees sloot zijn ogen. Terwijl de anderen kwetterend weddenschappen afsloten over wie de grootste rups te pakken zou krijgen, dacht hij na over de woorden van Grote Mees. Wat had hij gezegd? Herinneringen, die heb ik bijna niet. Vreemd, dacht Mees, ik herinner me zelfs nog de tijd in het ei. Tenminste, vanaf een bepaald moment.
Wat was zijn eerste gedachte? O ja, wie ben ik? Maar was er niet veel méér? Bijvoorbeeld: hoe kwam hij in dat ei; waar was hij vóór die tijd? en waarom herinnerde hij zich deze dingen wel en Grote Mees niet. Gingen die gedachten op den duur verloren? Hij prentte zich in dat hij zich al deze vragen altijd moest houden. Elke dag zou hij ze herhalen zodat ze niet zouden vervliegen in het jachtige van de tijd.

Hij werd ruw gestoord doordat Oudste Broer bijna op hem landde. Sufferd, zit je weer te slapen, zorg liever voor je eten. Ik wil wedden dat jij niet zo’n grote rups als ik te pakken krijgt. Moet je zien. Oudste Broer opende zijn bek waarin nog een dik, half weggeslikt deel van een rups zichtbaar was. Kom eens van je tak af joh, zit daar niet te zitten, riep hij schamper en stootte Mees ruw met zijn vlerk aan.

Mees keek enigszins afwezig terug en vroeg, alsof Oudste Broer zojuist totaal geen indrukwekkende rede had afgestoken: herinner jij je het ei nog? Hè, wat klets je nou man, wat voor ei, waar heb je het over? Haal die rups, wat ben jij voor kerel? Je bent zelf een ei, kwetterde Oudste Broer ongeduldig. En tegen de broertjes en zusjes: hé, lui, weet je wat Mees net aan mij vroeg, hahaha, herinner jij je het ei nog, de idioot. Alsof het daarom gaat. De broertjes en zusjes begonnen nu ook hard en hatelijk te lachen en keken Mees aan alsof hij van een andere planeet kwam.

Mees voelde zich ineens verdrietig en alleen. Was hij de enige die zich dingen kon herinneren en zich er ook voor interesseerde? Was hij de enige die dacht dat er méér moest zijn dan rupsen? Hij vloog van de Jasmijn hoog in de Lijsterbes en sloot zijn ogen. Al die vragen. Waarom bleven ze niet gewoon weg? Dat zou zijn leven een stuk gemakkelijker maken.

Plotseling had hij het gevoel dat hij niet meer bij hen hoorde. Niet bij Grote Mees, niet bij Oudste Broer en de anderen, zelfs niet bij mama, die in het begin zo lief was geweest maar sinds ze zelfstandig konden eten en vliegen, kennelijk heel andere dingen aan haar hoofd had. Mees miste zijn moeder. Maar miste hij ook háár? Alweer zo’n vraag die hij niet kon beantwoorden. Maar wel wist hij, terwijl hij nog één maal naar het oude nest keek, dat hij vanaf nu op eigen poten zou staan.

Pas tegen de avond drong het tot hem door dat hij honger had. Voorzichtig vloog hij de tuin in om een rups te vangen. Maar hij vond er niet één. Wel zag hij op het terras een zwarte kater die begerig naar hem likkebaardde. Teleurgesteld vloog hij op en zocht een slaapplekje in de Esdoorn. Zo ging hij de nacht in met een lege maag.

Dit bericht werd geplaatst in Meesverhalen. Bookmark de permalink .

Een reactie op Mees 7: herinnering

  1. Rebelse Huisvrouw zegt:

    Mees is niet oppervlakkig, dat kun je wel merken. Geen wonder dat hij zich wat eenzaam voelt….

Ja, schrijft u maar.....

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s